Publicatie: 3 juli 2019
Sinds 2015 is het energielabel verplicht bij de verkoop, verhuur en oplevering van een woning. Het doel is om de verduurzaming van woningen inzichtelijk te maken en CO2-reductie te stimuleren. In onze functie als adviseur bij duurzaamheidsprojecten, stuitten wij op het onderzoek van Daša Majcen en Laure Itard van de TU Delft. In opdracht van de Rekenkamer Metropool Amsterdam onderzochten zij de relatie tussen energielabels, werkelijk energiegebruik en de CO2-uitstoot van Amsterdamse corporatiewoningen. Wat bleek: waar iedere labelstap in theorie ongeveer even effectief is, blijkt dit in de praktijk niet zo te zijn. Dat is wel een discussie waard, lijkt ons. Energielabels zijn op dit moment een belangrijk stuurinstrument, maar zeggen ze wel genoeg over CO2-reductie?
Energiebesparing en duurzaamheid staan hoog op de agenda van de woningcorporaties. Aedes tekende verschillende convenanten om de 2,4 miljoen corporatiewoningen in 2021 gemiddeld naar energielabel B te brengen. Dat komt volgens de theorie neer op een energiebesparing tussen 2008 en 2021 van 33%.
Rapport Relatie tussen energielabel en werkelijk energiegebruik
Steekproef van 37.375 sociale huurwoningen
De methodiek van de energielabels is een redelijk heldere methodiek. Uit het onderzoek van Daša Majcen en Laure Itard blijkt echter dat het theoretische verbruik in de rekenmethodiek nogal afwijkt van het werkelijke verbruik in de woningen. Majcen en Itard onderzochten wat het effect is van verschillende labelstappen op het werkelijke en theoretische energiegebruik en CO2-uitstoot van woningen in de Amsterdamse sociale huursector. Ze deden een steekproef van 37.375 sociale huurwoningen met een energielabel.
Theorie en praktijk flink verschillend
Een belangrijke bevinding bij het gasverbruik was, dat voor de labels D tot en met G het werkelijke verbruik aanzienlijk lager ligt dan het theoretische verbruik. Bij label G is het theoretische verbruik ongeveer 2,5 keer hoger dan het werkelijke verbruik. Ook vonden ze dat het werkelijke gasverbruik in labels D, E, F en G onderling vrijwel identiek is. Bij hoge labelklassen (A-B) is de situatie andersom: het werkelijke energiegebruik is daar hoger dan het theoretische energiegebruik.
Waar iedere labelstap in theorie dus ongeveer even effectief is, blijkt dit in de praktijk niet zo te zijn. De meest effectieve stappen als het gaat om werkelijk gasverbruik en CO2-uitstoot zijn die van label B naar label A en van label D naar label C. Hiermee wordt respectievelijk 20% en 16% bespaard op gasverbruik. Voor alle andere stappen is de besparing lager dan 6%. Bij een grote labelstap van G naar A valt 38% besparing op werkelijk gasverbruik te verwachten in plaats van de voorspelde 81%.
CO2-reductie als leidraad
Het onderzoek zetten ons aan het denken. Woningcorporaties zetten nu heel zwaar in op labelsprongen, maar de effectiviteit daarvan kan in twijfel worden getrokken. Wat te doen?
Wij zien een ontwikkeling in de sector dat de prestatieafspraken tussen de gemeente en de corporatie steeds directer gaan over CO2-reductie in plaats van labelsprongen. CO2-reductie is immers waar het over gaat. Vanzelfsprekend is dat overigens niet, want CO2-reductie uitdrukken in een cijfer is zo makkelijk nog niet. Gasverbruik is goed te achterhalen, maar van elektriciteit ligt het er maar net aan hoe het wordt opgewekt wat de CO2-uitstoot ervan is. Maar wie het niet probeert gaat zeker niet slagen, dus CO2-uitstoot direct meetbaar proberen te maken is zonder meer een goede ontwikkeling.
Kijken naar het werkelijke verbruik
Verder zijn wij van mijn mening dat het heel belangrijk is om veel specifieker te kijken naar het werkelijke gebruik van een woning en daar effectieve maatregelen op door te voeren, in plaats van heel strikt vast te houden aan die energielabels.
Zijn er woningcorporaties die hier ervaring mee hebben? Wij zijn benieuwd naar uw ideeën en suggesties!
Lees hier ook onze blog over het maken van eerlijke sommen bij het doorrekenen van alternatieve energiebronnen