Publicatie: 29 oktober 2019
Bij de renovatie en verduurzaming van woningen en het berekenen van de energie- en huurkosten, vergelijken we de huidige kosten met de toekomstige kosten voor de huurder. Tot op de euro nauwkeurig zelfs. Dat is op zich prachtig, maar iedere keer als ik dat zie denk ik: dit klopt niet. We vergelijken een businessmodel (fossiele brandstof) dat wereldwijd problemen geeft, met een businessmodel (CO2 vrij) dat schoon is. Moeten we in dat sommetje dan niet alle kosten meenemen? Dus ook de maatschappelijke kosten van de klimaatverandering? Een overpeinzing…
Als we kijken naar duurzame, alternatieve energiebronnen voor een complex, kunnen we tegenwoordig keurig uitrekenen wat dat kost en hoeveel CO2-uitstoot dat scheelt. Dat is mooi natuurlijk. Toch voelen wij al tijden dat de sommen die we maken eigenlijk niet kloppen. De effecten van een duurzame bron op de omgeving zijn immers totaal anders dan de effecten van een fossiele bron.
Oneerlijke vergelijking
Want hoe zit het bijvoorbeeld met het effect van fijnstof op de omgeving en de gevolgen van klimaatverandering? De dijken die we moeten ophogen vanwege het stijgende waterpeil? Steden die (mogelijk) overstromen, oogsten die mislukken, landbouwgronden die onbruikbaar worden? In het ene systeem ontwijken we die kosten, omdat deze negatieve effecten ontbreken, in andere systemen rekenen we die kosten niet mee. Dat is dus geen eerlijke vergelijking. Het is geen eerlijke som.
CO2-pricing toepassen?
Laten we eerlijke sommen gaan maken en de werkelijke kosten van de verschillende systemen naast elkaar leggen. CO2-pricing is daarvoor een goed systeem. Tenminste, als dat reële prijzen zijn. Onze regering wil naar een bodemprijs van €10-15, maar een studie van de Stanford University komt op een prijs van $220,- per ton CO2. In die berekening houdt de universiteit rekening met bijvoorbeeld ziekte, overstromingen, verminderde opbrengst van oogsten als gevolg van de hogere temperaturen, mensen die sterven door de luchtvervuiling et cetera.
Oude economische modellen
Wij begrijpen heel goed dat het een grote stap is om dit leidend te laten zijn in de vergelijking, maar een stap in de goede richting zou al zijn om deze factoren te gaan noemen. Want we moeten toch met elkaar over de juiste dingen praten en eerlijke vergelijkingen maken? We zitten vooralsnog zo vast in onze oude economische modellen die maar een beperkt deel van de werkelijkheid beschrijven, dat we een beetje blind zijn voor wat er nog meer meespeelt.
Donut-economie
Bij opdrachten binnen de gemeente Amsterdam kwamen wij een mooi voorbeeld tegen. De gemeente Amsterdam heeft, om de circulaire economie te stimuleren, het gedachtegoed van de Britse econome Kate Raworth omarmd.
Raworth ontwikkelde een nieuw economisch model in de vorm van een donut. Niet constante groei is het uitgangspunt, maar balans tussen essentiële menselijke behoeften en planetaire grenzen. In haar model is Groot-Brittannië bijvoorbeeld een ontwikkelingsland. Sociaal gaat het daar best aardig, maar qua biodiversiteit is het er een drama. In onderstaand filmpje licht Kate Raworth haar Donut-theorie in een Ted-talk toe.
Bredere werkelijkheid
Kortom: eerlijke vergelijkingen maken gaat om meer dan kijken wat iets kost of hoeveel CO2-uitstoot het veroorzaakt. Het gaat om de algehele impact op onze samenleving. Wij zijn benieuwd naar uw mening hierover, vindt u ook dat we naar meer zouden moeten kijken dan alleen de CO2-uitstoot om eerlijke sommen te kunnen maken?
Lees hier ook onze blog over of energielabels wel een geschikt stuurinstrument zijn voor CO2-reductie